Een van de eerste nummers, december 1991
Eind jaren vijftig ging ik naar een lagere school in Den Haag West. De klassen waren groot, en veel docenten hadden een zogenoemd 'rugzakje'. De oorlog lag bij velen onder hen nog vers in het geheugen, sommigen waren getraumatiseerd. De naoorlogse houding was 'niet zeuren maar poetsen'. Sommige docenten hadden ongerijmde driftbuien, anderen hadden tics. Dat maakte naar school gaan voor de naoorlogse jeugd tot een zekere onvoorspelbaarheid in hoe de curve van de dag zou zijn.
Derde deel, slot
Ze greep mij in mijn nek en duwde mijn neus boven het haaksel... 'Dit/is/niet/voor/de/Ten/toon/stel/ling' schreeuwde ze nasaal terwijl ze mijn hoofd ritmisch op en neer op het haaksel duwde
Juffrouw Ram stond bij de strijkplank toen ze mijn naam riep. Ik verstijfde van angst, in de loop van de tijd was ik gaan hopen dat ze mij eenvoudigweg vergat. Nooit leverde ik iets in en nooit vroeg ik iets, en ik zei ook nooit wat in de klas. Tijdens de lessen zat ik te 'schijnhandwerken', aan een of ander restant in mijn tas.
'Wat is dat?' hoonde ze toen ik naast haar stond. Ik zweeg en staarde naar de onderzetter. Het was een ovaal haaksel, overdekt met bundels draden. Ze greep mij in mijn nek en duwde mijn neus boven het haaksel op de plank. 'Dit/is/niet/voor/de/Ten/toon/stel/ling', schreeuwde ze nasaal terwijl ze mijn hoofd ritmisch op en neer op het haaksel duwde. Intussen keek ze triomfantelijk de klas in, de klas verkeerde in doodsangst, en toen ontdekte ze mijn bolstaande tas.
Driftig plukte ze alles tevoorschijn, terwijl ze mij porde en kneep. Het babysokje dat muurvast in de knoop zat nadat ik de breipennen eruit had gehaald, de pannenlap die na vijf centimeter toeliep in een punt, het poppenrokje waarvan ik per ongeluk de onderkant had dichtgenaaid...goed beschouwd was de onderzetter mijn meesterwerk.
Juffrouw Ram was verbijsterd. Zoveel tegelijk kon ze niet aan. Er viel een grote stilte. Juffrouw Ram zweeg, en de hele klas zweeg. Ik herinner mij niet dat ze mij daarna ooit nog heeft lastiggevallen. Vanaf het incident met de tas bestond ik niet meer voor juffrouw Ram. En het was een publiek geheim dat ik vier jaren lang, vanaf de derde klas, tijdens de handwerklessen zogenaamd zat te handwerken.
Na de tas kwamen de gebreide babysokjes, en na de sokjes kwamen gehaakte pannenlappen en haar uitroep dat het nooit iets voor De Tentoonstelling werd betekende dat je voor het leven mislukt was...
De tas, tweede deel
Als De Tentoonstelling in aantocht was, (en dat leek het hele schooljaar zo), maakte juffrouw Ram tot diep in de nacht overuren om onaffe maar veelbelovende werkjes te ontsmoezelen. Maar dit was niet aan iedereen voorbehouden. Hoewel haar gedragscriteria onduidelijk waren, had ze zo haar lievelingen.
Met het oog op De Tentoonstelling moest je vanaf je tewerkstelling bij juffrouw Ram een programma afwerken. Na de tas, die vanzelfsprekend als basismateriaal voor het regime niet voor de tentoonstelling bestemd was, kwamen gebreide babysokjes, en na de sokjes kwamen gehaakte pannenlappen, en haar uitroep dat het nooit iets voor De Tentoonstelling werd betekende dat je voor het leven mislukt was. Liep je bijvoorbeeld naar haar tafeltje omdat de stoksteek maar niet lukte, (naar haar tafeltje lopen was een daad van heldenmoed, ze antwoordde nooit en ze hielp je nooit, als je iets zocht of vroeg zei ze in het gunstigste geval 'zoekt en gij zult vinden...'), dan hield ze je scheef gehaakte werkje in beide handen, strekte vervolgens haar armen hoog in de lucht terwijl ze met een hoge uithaal op het eind riep: 'Dit wordt nóóit iets voor De Tentoonstellingggg...' Daarna gaf ze je een por of kneep ze je.' Na een poosje durfde ik niet meer en verborg ik alles wat niet lukte in mijn tas. En nooit lukte iets. Bij de onderzetter is dat uitgekomen.
Opeens moesten we op afroep een werkje voor De Tentoonstelling inleveren, en ten einde raad, (ik kreeg nooit iets af maar deed middels verstoppen of de een of andere opdracht af was), legde ik mijn gehaakte onderzetter op de stapel, met mijn naam erop vastgespeld op een klein, vierkant papiertje...Die stapel zou voor de bewerking van juffrouw Ram in aanmerking komen, de boel werd indien nodig gewassen en altijd gestreken.
(Wordt vervolgd)
De Tas, eerste deel
Pension Eykenburg in vroeger tijden...
Feuilleton
Het midden komt vanzelf: laatste aflevering
IJzeren vuistregel bij dweilen was dat na de hoeken en de kantjes het midden vanzelf kwam...
Vijf
Doordat de zusters Ursulinen uit Bergen zich toelegden op onderwijs en 'zwakzinnigenzorg', (tegenwoordig wordt dit zorg voor mensen met een beperking genoemd), is het aannemelijk dat pupillen van katholieke huize die onder hun hoede waren min of meer verplicht in Eykenburg tewerk waren gesteld. Sommigen stonden misschien nog onder toezicht, ze gingen door voor moeilijk opvoedbaar of hadden een zwangerschap achter zich met een baby die ze nooit meer te zien kregen. Voor anderen was het waarschijnlijk hun eerste baantje na de voltooiing van huishoudonderwijs bij de nonnen. Voor velen echter was Eykenburg hoogstwaarschijnlijk een opvoedingsinstituut. Meisjes die niet zozeer 'zwakzinnig' waren, maar die wel moeite hadden om mee te komen in de maatschappij, vonden daar ook een veilige plek. Dus wat deed ik daar eigenlijk? Ik representeerde de buitenwereld, die naar binnen kwam in een gesloten systeem.
Meteen verklaart dit de vreemde sfeer die er heerste, een atmosfeer van saamhorigheid en uitsluiting die maakte dat ik niet in de kring van meisjes en jonge vrouwen werd opgenomen. Hoe ik heb opgezegd herinner ik mij niet meer. Ik zal hebben opgebeld en daarna kon ik een envelopje met het salaris van zes weken ophalen. Meteen was ik ook genezen van mijn dweperij met het katholicisme.
Bron Eykenburg: relikwi.nl Kapel Eykenburg
Wikipedia: zusters Ursulinen van Bergen
Vier
Aanleiding voor een samenzijn van een groep meisjes, misschien alleen die van 'mijn' etage, zullen de kerstdagen zijn geweest. De meesten moesten werken, sommigen waren vrij, maar, bedacht ik later, Eykenburg wás hun thuis. Veel meisjes die daar werden aangesteld door de zusters Ursulinen konden niet naar huis omdat ze geen thuis hadden.... Moesten ze vrijwillig werken in Eykenburg, of zat er didactische dwang achter? Ik vermoed het laatste.
De zolderkamer van het meisje dat een feestelijk samenzijn organiseerde was niet groot. Er was ruimte voor een eenpersoonsbed, een zitje en een kast. Ongeveer zes meisjes, onder wie ikzelf, verzamelden zich rond een tafeltje met snoep, drank en andere lekkernijen. Ik nam plaats naast twee of drie meisjes op het bed, dat voor de gelegenheid werd gebruikt als divan. De sfeer was uitgelaten op een boerse, grove manier. Elkaar aanstoten, flauwe grappen maken en af en toe klonk ergens vandaan de slappe lach.
Ik voelde mij niet alleen een buitenstaander, ik wás het ook doordat ik grotendeels werd genegeerd. Het rook niet aangenaam in de kamer. Er hing de muffe, licht zurige geur van een slaapkamer die nooit goed werd gelucht. Niemand in de kamer richtte zich in het bijzonder tot mij, en toch wilde ik iets in kunnen brengen.
Aan de muur boven het bed hing een complete legpuzzel waarvan de stukjes nog goed zichtbaar op een kartonnen bord waren geplakt. Het was een of ander landschap tafereel uit de koker van Anton Pieck. Ik richtte mij tot de gastvrouw van de avond, een meisje met grove trekken en brede werkhanden. 'Mooi niet', reageerde ze staccato op mijn gehuichelde compliment. 'Het is een puuzel!'. Op dat moment wist ik dat ik weg wilde. Niet alleen uit die kamer, maar ook uit dat baantje in het pension.
Drie
Om redenen die ik indertijd niet kon doorgronden werd ik niet opgenomen in de kring van meisjes die daar werkten. De meesten woonden intern en hadden een kamer op de zolderverdieping. Er was iets aan de hand met deze meisjes, ze praatten en deden anders dan ik gewend was. Maar doordat ze mij meestentijds negeerden dacht ik er niet dieper op door. Ik was naïef in die tijd en deed mijn best om erbij te horen, al werd mij de noodzakelijke informatie hiervoor onthouden.
De werkzaamheden bestonden uit het schoonmaken van kamers en van de gemeenschappelijke ruimtes. Daar was een rooster voor. De parketvloeren in de gang werden dagelijks geboend. De warme middagmaaltijd was een gebeurtenis van belang. Er werd namelijk goed en luxueus gekookt in Eykenburg. In een grote keuken met een professionele kok werden schalen en pannetjes gevuld. Met individuele wensen werd rekening gehouden. De ouderen aten niet in een eetzaal, ze aten als het ware thuis in hun appartement. De middagmaaltijd was in zekere zin het visitekaartje van pension Eykenburg. De warmhoud deksels voor de schalen waren van zilver.
Tijdens het uitserveren van de maaltijden maakte ik een tweede kapitale fout. Ik trof een oudere geknield voor de televisie en snelde toe om haar overeind te helpen. Verstoord bood ze weerstand. Er was een kerkdienst gaande en ze was aan het bidden...
Een keerpunt in mijn beleving van het baantje in het orthodox Katholieke zorgpension moet zich tijdens een feestje van de internen hebben voltrokken, het feestje waarop ik voor het eerst het woord puzzle hoorde uitspreken als púúzel...
(wordt vervolgd)
Zusters Ursilinen
Twee
Mijn eerste grote fout in pension Eykenburg was dat ik op een van mijn eerste werkdagen afstevende op openstaande liftdeuren. Ik zag een priester en zijn misdienaren op het punt om op te stijgen naar een van de etages. De priester hield in zijn handen een zilveren kannetje met daaraan kleine kettingen. Zwijgend, met wilde armgebaren werd mij de toegang tot de lift geweigerd. Later kwam ik te weten dat de priester gewijd oliesel in zijn handen hield en onderweg was naar een stervende. 'Een moribunde', om te spreken in de woorden van De Toverberg van Thomas Mann...
Op 23 april 1928 werd er op een stuk grond in Den Haag Zuidwest begonnen met de bouw van Huize Eykenburg, een gebied dat toen vol in ontwikkeling was door stadsuitbreiding. Er werd een kapel bij gebouwd en er kwamen afzonderlijke onderkomens voor de zusters Ursulinen van Bergen, die er lang de scepter zwaaiden. Deze kloosterorde legde zich toe op onderwijs en maatschappelijke dienstverlening, sociale betrokkenheid voor kansarmen in de samenleving was hun roeping. De hoofdzetel van de orde bevond zich in het Noord Hollandse Bergen.
De archaïsche atmosfeer die mij tegemoet waaide toen ik daar voor het eerst naar binnen stapte zal mij een gevoel van geborgenheid hebben gegeven. Tot 1973 was Eykenburg een oud Katholiek pension waar nonnen de scepter zwaaiden. Onder invloed van de nieuwe tijdgeest werd de organisatie kort daarna ondergebracht in een stichting met een meer zakelijke bedrijfsvoering.
Toen ik er kwam liep ik door half verlichte gangen met krakende parketvloeren en hoorde ik ruisende habijten van nonnen die onzichtbaar bleven en nooit het woord tot mij richtten. Binnen een kalme rust van dagelijkse rituelen was alles gericht op het zielenheil en comfort van de welgestelde religieuze oudere. Ik voelde mij voortdurend gedesoriënteerd omdat ik niet goed wist wat er van mij werd verwacht. Daarbij sluit ik niet uit dat de nonnen in mij als zeventienjarige geschikt kneedvlees zagen. Waarom zou ik anders als onkerkelijk meisje zijn aangenomen? Ik hoorde daar helemaal niet thuis...
(wordt vervolgd)
1e deel: Pension Eykenburg
1
De uitspraak van het woord puzzel als 'puuzel' hoorde ik voor het eerst in het orthodox katholieke tehuis waar ik, net zeventien geworden, werd aangenomen als verzorgster voor ouderen die daar op stand van hun nadagen genoten. De atmosfeer was imponerend vreemd. Ik kende de katholieke wereld nauwelijks. Weliswaar had ik een vriendinnetje die mij af en toe meenam naar de katholieke kerk. Waar ik echter in het tehuis mee kennismaakte was van een andere orde.Onder de indruk was ik van het knielen en kruisjes slaan. De devotie idealiseerde ik, zoals veel meisjes en jongens in de ontvankelijke leeftijd van dertien, veertien jaar. Onder invloed van dat vriendinnetje heb ik zelfs een jaar of twee rondgelopen met de wens mij te bekeren tot het katholicisme, maar dit leidt weer naar een ander verhaal... Doordat de pater bij wie ik mij daarop moest voorbereiden een engerd was die het in een particuliere, met zwaar eikenhout bemeubelde kamer voortdurend wilde hebben over huwelijksplicht, keerde ik snel terug op mijn schreden in die richting. Terug naar Eykenburg, het orthodox katholieke tehuis voor ouderen waar ik rond de kerstdagen begon als verzorgster.
Huize Eykenburg in de Haagse Kruisbessenstraat was eind jaren 1920 een initiatief van pastoor Annegarn van de H. familieparochie. Het ontwerp kwam van Jan Stuyt, een bekend en productief architect in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Hij hield in die periode kantoor met Joseph Cuypers, de zoon van Pierre Cuypers. Stuyt ontwierp kerken in neoromantische stijl met neorenaissance invloeden. Eykenburg werd bestemd voor welgestelde ouderen van goed katholieke huize. Het heette dan ook niet 'verzorgingshuis', maar 'ouderenpension', een zorghotel avant la lettre.
(wordt vervolgd)
De gebedsgenezeres in Duinoord of kookster op stand
Laatste deel
Eén keer moet ik meer hebben bespeurd van de diep religieuze sfeer in huis. Ik stond aan de vooravond van een verhuizing naar een wijk die in het Haagse niet goed bekend stond, voornamelijk uit idealistische overwegingen. Daar woonden de zogenoemde 'petjesgasten' in deels verkrotte woningen. Toen ik na de maaltijd zoals gebruikelijk de eetkamer binnenstapte om het menu van de volgende dag door te nemen en iets te pakken van de fruitschaal die mij steevast werd gepresenteerd, nodigde Mevrouw mij uit in de zitkamer. Geheel volgens de oude hiërarchieën waarin er werd gewaakt over huispersoneel, maar ook vanuit zorg wilde Mevrouw haar bedenkingen uitspreken over de verhuizing. Natuurlijk wuifde ik haar bezorgdheid weg.
Ik bleef nog ongeveer een half jaar. En het woonproject mislukte inderdaad. Na een aantal paniekerige haastverhuizingen belandde ik op een zolderkamer in een gegoede buurt, niet ver van waar ik nog geen jaar geleden dagelijks naar binnenstapte om een maaltijd te bereiden voor Mijnheer en Mevrouw. Ik ontving op mijn nieuwe adres een prachtig boeket. Een hint dat ik mij altijd nog tot haar kon wenden?
Slot
Zesde deel
De godsdienstfanaat Mary Baker Eddy, (New Hampshire, VS, 1821/ Chestnut Hill, VS, 1910) ervoer rond haar veertigste een wonderbaarlijke genezing door zich met alle kracht en intensiteit die zij in zich had tot God te richten. Deze ervaring verhief zij tot een universele leer met als basis het Amerikaanse fundamentalistische Protestantisme. "Wetenschap ofwel kennis in Christus" met volledige overgave aan Zijn leer, vastgelegd in de Bijbel, moest leidend zijn. Aanvankelijk predikte ze in kleine kring.
De alcoholvrije Grapillon die werd geschonken verraadde een puriteinse levenshouding waarin geen plaats was voor een onnatuurlijke roes...
Haar doorbraak kwam na een publicatie in achttienvijfenzeventig, waarin ze de fundamenten van haar Godsbegrip wereldkundig maakte. Deze kennis over het soort huishouden waarin ik terecht was gekomen verklaart veel. De alcoholvrije Grapillon die werd geschonken, een merk druivensap op natuurlijke basis, verraadde een puriteinse levenshouding waarin geen plaats was voor een onnatuurlijke roes. De kalme regelmaat waarmee de dagen zich aaneenregen, zal zijn ingegeven door de wens de buitenwereld op afstand te houden. Het vroeg twintigste eeuwse interieur en het inhuren van huispersoneel was conform een leven in de kalme welstand van vroeger tijden: de periode waarin Mary Baker Eddy binnen zekere kringen furore maakte... Niet dat ik er veel van merkte.... de diep christelijke sfeer in huis zat in de kleine dingen....
(Wordt vervolgd)
Het zogenoemde Captains dinner was weggezakt in de diepste lagen van mijn langetermijngeheugen... ik vreesde na het nuttigen hiervan door Mijnheer en Mevrouw een gigantische eruptie uit de eetkamer. Bezoek kon je sowieso niet trakteren op de winderigheid die er het gevolg van was...
Vijfde deel
Kort en goed: ik kwam erachter dat Mevrouw en Mijnheer actieve leden waren van de Christian Science kerk, die was en is gehuisvest in het prachtige gebouw van Berlage uit 1927 aan de Haagse Andries Bickerweg in de wijk Zorgvliet. Voordat ik hierop doorga moet ik echter nog een menu memoreren: Captains dinner
Het was diep weggezakt, maar plotseling schoot deze cholesterolrijke avonddis mij te binnen. Er bestaan diverse variaties op, maar Mijnheer en Mevrouw stelden met enige regelmaat prijs op een diep bord dat gevuld werd met een laag kapucijners, daarop een laag uitgebakken spek, daarna volgde een laag appelmoes en dan weer een laag kapucijners met spek. De borden werden opgediend met tafelzuur. Het gerecht is niet voor niets weggezakt in de diepste lagen van mijn langetermijngeheugen. Ik vreesde na het nuttigen hiervan door Mijnheer en Mevrouw een gigantische eruptie van geluiden uit de eetkamer. Bezoek kon je sowieso niet trakteren op de winderigheid die er het gevolg van was. Maar terug naar de religieuze wortels van deze huishouding.
In feite is het Christian Science genootschap, niet te verwarren met de Scientology Church, een fundamentalistische stroming binnen het christendom. Pijler van dit geloof is namelijk dat de mens op aarde als volgeling van Christus en de Bijbel vervolmaking kan bereiken via de kennis van goed en kwaad. De Bijbel wijst met andere woorden de weg naar een zuiver leven in Christus.
Binnen dit Godsbesef wordt de medische wetenschap niet afgewezen in strikte zin, maar toch is volgens de leer van Christian Science het geloof in wetenschappelijke vooruitgang, met daaruit voortvloeiend een dominante positie van medisch wetenschappelijke methodes, een dwaalweg die afleidt van de essentie: wij worden namelijk in ons leven gesteund en gezien door God. Voor genezing van kwalen en ziektes moeten wij ons in volledige overgave tot Hem of Haar wenden. En hier komt de verbindende schakel met het huishouden waarin ik mijn diensten aanbood als kookster.
Binnen het praktiserende geloof treden hiertoe leden van het genootschap naar voren als 'practisioners'. Door voor te gaan in gebed zijn zij de schakel tussen de persoon die om hulp vraagt, en het goddelijke. Mevrouw nu, was een van de practisioners die thuis mensen van de kerk ontving.
Later kwam ik te weten dat er zich meer afspeelde in dat grote huis dan ik had kunnen vermoeden toen ik aan het baantje begon. Hoewel ik het naadje van de kous nooit helemaal te weten ben gekomen...
4
Mijnheer stapte tegen half zes in de namiddag naar binnen, deed hoed af en mantel uit en voegde zich bij Mevrouw in de zitkamer. Tegen die tijd was de gang doortrokken van aangename etensgeuren. Stipt om zes uur serveerde ik de bouillon. Als ik na een kwartier in de keuken het belletje hoorde, zette ik gevulde dekschalen, een schaal vlees en een juskom op het serveerwagentje en rolde ik de maaltijd naar binnen.
Niets in dat grote huis in het Haagse Duinoord ademde vernieuwing, laat staan dat er iets in doordrong van de nieuwe, rebellerende tijdgeest van de jaren 1970. Groenten en fruit die door nieuwe import gangbaar werden kwamen mondjesmaat op het menu terecht. Er werd nog gegeten volgens de seizoenen; tuinbonen, kropsla en biet in de zomer, spruitjes en koolsoorten in het najaar en in de winter. Later kwam ik te weten dat er zich meer afspeelde in dat grote huis, dan ik had kunnen vermoeden toen ik aan het baantje begon. Hoewel ik het naadje van de kous nooit helemaal te weten ben gekomen.
Hoe ik erachter kwam dat in het huis in Duinoord de religieuze nalatenschap van Mary Baker Eddy levend werd gehouden kan ik mij niet meer herinneren. Misschien doordat Mevrouw af en toe iets meer over haarzelf vertelde, misschien was ik er een keer getuige van dat iemand van de bovenetage kwam en met plichtplegingen naar de voordeur werd begeleid, of wie weet ontdekte ik via het telefoonboek dat er praktijk aan huis werd gehouden. Het kan ook zijn geweest dat ik, toen ik een keer in de vakantieperiode een week of twee de daghulp verving, op de bovenverdieping een zit/werkkamer ontdekte waarin leek te worden ontvangen...
De dagelijkse kost van Mijnheer en Mevrouw bestond uit een bord runderbouillon, groenten van het seizoen, aardappelen en een forse portie vlees. Alles bijtgaar en gedrenkt of geschud in roomboter
3
Tijdens het sollicitatiegesprek kwam ik te weten dat het huishouden uit twee personen bestond. Van mij werd verwacht dat het eten stipt om zes uur werd uitgeserveerd. Een daghulp zorgde voor de ingrediënten. Het honorarium bestond uit drie onderdelen: ik at zelf mee in de keuken en bij vertrek werd de fruitschaal gepresenteerd. Met het weekgeld kon ik mijn kamerhuur betalen.
Op mijn eerste werkdag de maandag na het gesprek ging Mevrouw mij voor naar de keuken om instructies te geven. Op het fornuis stond een pan bouillon te pruttelen van een groot stuk runderschenkel, met inbegrip van het bot voor de vetoogjes. Iedere maaltijd begon met een bord van de bouillon. Op het gebruik van roomboter werd niet bezuinigd. Voor het braden van een groot stuk vlees, een lendestuk of een rollade, moest een heel pakje roomboter worden gebruikt. Alle groenten die voorbij kwamen werden in dit huishouden geschud met een stuk roomboter. De dagelijkse kost van Mijnheer en Mevrouw bestond uit een bord runderbouillon, groenten van het seizoen, aardappelen en een forse portie vlees. Alles bijtgaar en gedrenkt in roomboter. Er werd hier onverstoorbaar gekookt zoals dat gebruikelijk was bij de gegoede burgerij in de jaren 1930.
Zijn blozende ronde, licht opgeblazen gezicht had iets goedmoedigs, zijn toon was die van aangeleerde desinteresse, met toch een bewustzijn van je aanwezigheid
Mijnheer had een nog forsere buik dan Mevrouw. Hij droeg zonder twijfel maatpakken, ze waren van klassieke snit, met een gilet, meestal grijs, waardoor zijn omvang net als die van Mevrouw de uitstraling had van iemand die in tevreden welstand leeft. Zijn blozend ronde, licht opgeblazen gezicht had iets goedmoedigs, zijn toon was die van aangeleerde desinteresse, met toch een bewustzijn van je aanwezigheid.
Na het uitserveren van weer een maaltijd die strak stond van de verzadigde vetten, met als afmaker een calorierijk toetje, dacht ik weleens "nu ga ik sissen horen en dan een gigantische knal, waarop Mijnheer is geploft..."
(wordt vervolgd)
2
Het adres waar ik moest zijn lag, en ligt in de Haagse componistenbuurt in de wijk Duinoord. De wijk, die wordt begrensd door de Laan van Meerdervoort aan de ene, en de Statenlaan aan de andere kant, groeide aan het eind van de negentiende eeuw uit tot een stadsdeel met grote, laat negentiende eeuwse huizen, bedoeld voor het hogere segment aan ambtenaren en ondernemers in de samenleving. Hoog boven de wandelaar uittorenende neorenaissance gevels geven de wijk een sfeer van kalme tijdloosheid. Veel van die grote, kapitale panden zijn halverwege de twintigste eeuw opgesplitst in etagewoningen; er wonen jonge, trendy gezinnen die dichtbij het stadscentrum willen blijven en studenten. Voor de beruchte Atlantikwall werden in de Tweede Wereldoorlog gaten geslagen in de wijk. Later integreerde nieuwe bebouwing op een slimme manier met de historische kerngebieden van Duinoord.
Bij de lamp in de eetkamer hing aan het zicht onttrokken door de lampenkap een drukbelletje dat in verbinding stond met de keuken...
Grote negentiende eeuwse huizen in Duinoord...foto: Wikipedia/Michiel Minderhoud, 1972
Toen ik voor het eerst naar binnenstapte op het adres waar ik moest zijn om te solliciteren voor de baan als kookster aan huis, werd ik ontvangen in een atmosfeer waarin alles nog ademde naar de negentiende eeuw, of op zijn minst naar de eerste decennia van de twintigste eeuw. In de entreehal stond tegen de muur een hoge Friese staartklok die, zo zou ik spoedig weten, met plechtstatige klanken hele en halve uren aankondigde. Over een brede, bordeauxrode zacht verende loper van Perzisch tapijt volgde ik de vrouw des huizes naar de eetkamer. Ik nam op uitnodiging plaats op een van de vier stoelen rond een vierhoekige, donker eikenhouten eettafel, met daarover een geweven tafelkleed in een donker kleurenpatroon. Boven de eettafel hing, vrij laag, een lamp met een fletse, stoffen, deels in brede stroken overhangende lampenkap; het soort lamp in een onbestemde geelwitte kleur die in vroeger tijden de enige lichtbron in de kamer was. Er stond een forse buffetkast in de kamer van hetzelfde eikenhout als dat van de tafel en de stoelen.
Ze was gezet en klein van stuk. Alles in dit huishouden straalde tevreden degelijkheid uit, zo ook mevrouw, die rond de vijftig jaar oud zal zijn geweest. Ze droeg een degelijk soort japon van een onbekende snit. Haar haren, die hier en daar grijs werden, waren opgestoken met een kleine, flamboyante twist rond de slapen.
Op het gebruik van roomboter werd niet bezuinigd. Iedere week begon met het braden van een groot stuk vlees, een lendestuk of een rollade. Er moest daarbij een heel pakje roomboter worden gebruikt, teneinde de jus lobbig en vet te laten zijn...
Een advertentie in de plaatselijke krant waarin op een particulier adres gevraagd werd om een kookster in de vroege avonduren, leek voor mij te zijn opgesteld
1
Na omzwervingen die niet echt ergens toe hadden geleid, moest ik, intussen drieëntwintig, van voren af aan vaste grond onder mijn voeten zien te krijgen. De jaren 1970 waren in volle bloei gekomen: macrobiotisch eten was "hot" en in winkels waar je verantwoord voedsel kon kopen heerste de amicale sfeer van "ons kent ons". Binnen deze subcultuur was een 40 urige werkweek "not done". Als je mee wilde gaan met de mainstream van de jongerencultuur in die jaren, dan keerde je je af van alles wat het establishment vertegenwoordigde. Het ging erom "de kunstenaar in jezelf" te ontdekken, waardoor je meebouwde aan een andere toekomstvisie.
Ik nam er in zoverre iets van mee, dat ik mij als student in liet schrijven bij de Haagse Vrije Academie, waar ik mij wilde bekwamen in "vrije textiele werkvormen". Mijn aanwezigheid was niet verplicht, iedereen kwam en ging naar gelang hoe het uitkwam. Er was een docent, maar die had slechts een aansturende rol. Op grote kaasdoeken liet ik in vrije vormen hete bijenwas druipen. Vervolgens ging een doek een aantal keer in kleurbaden. Het leverde aardige resultaten op.
Maar er moest ook geld worden verdiend. Een advertentie in de plaatselijke krant waarin op een particulier adres gevraagd werd om een kookster in de vroege avonduren, leek voor mij te zijn opgesteld. Koken leerde ik thuis vanaf mijn veertiende, in de jaren daarna had ik mij verder bekwaamd. Ik belde op en mocht komen kennismaken.
Toen ik naar binnenstapte op het adres waar ik moest zijn om te solliciteren voor de baan als kookster aan huis, werd ik ontvangen in een atmosfeer waarin alles nog ademde naar de eerste decennia van de twintigste eeuw....
(wordt vervolgd)
Het kwartje van tante Nel, of de Kabouterbar op de Plaats in Den Haag
Deel 7 - undercover in de kabouterbar
Tomas Ross had een vader die in het Haagse bij de BVD werkte, een voorloper van de huidige AIVD. De fantasie van Willem Pieter Hogendoorn werd dus al vroeg geprikkeld; hij memoreert dat hij in zijn puberteit samen met zijn broer in kasten snuffelde. De kiem voor de fascinatie van Ross voor zaken waarvan niemand buiten een kring van ingewijden mag weten zal hier zijn gelegd. De stelling van Ross is dat het zwaartepunt van sommige wilde gebeurtenissen rond de Koude Oorlog lag in Den Haag, en niet zoals door velen wordt verondersteld in Amsterdam. De humusbodem voor spionage en contraspionage was ideaal in het Haagse. Hier bevond zich niet alleen het hoofdkantoor van de BVD, ook was het een komen en gaan in de vele internationale ambassades, van China tot Israël tot Amerika.
De groei en bloei in Nederland eind jaren 1960 van de CPN was voor de BVD een bron van zorg. Werd er misschien een communistische staatsgreep voorbereid? Hier komt de Kabouterbar in beeld. Het etablissement was ideaal voor geheime ontmoetingen van BVD ambtenaren met infiltranten, die op hun beurt werden geobserveerd door undercoveragenten van de KGB. Met een in schemerlicht gehulde bar aan de voorzijde en een aan de achterzijde waar vandaan je ongezien weer kon vertrekken, met ook nog een deur die via een binnentrap toegang gaf naar vertrekken boven de bar, was de plek ideaal voor gesprekken en ontmoetingen die niet iedereen aangingen.
En zo serveerde ik volkomen argeloos porties kaas, bitterballen en sateetjes aan figuren die diep in onfrisse gesprekken waren verwikkeld....
Terwijl ik als negentienjarige met een onschuldig bijbaantje dacht dat de Kabouterbar een etablissement was voor uitgebluste mannen van middelbare leeftijd die daar een stiekem afspraakje hadden met hun secretaresse, was het een plakkerig broeinest waarin duistere zaakjes werden besproken. Want dat het niet alleen voor geheime diensten, maar ook voor de Haagse onderwereld een ideale ontmoetingsplaats was lijkt mij voor de hand te liggen. En zo serveerde ik volkomen argeloos porties kaas, bitterballen en sateetjes aan figuren die diep in onfrisse gesprekken waren verwikkeld. Misschien was het kwartje wat "tante Nel" af en toe in de fruitautomaat stopte teneinde het apparaat het veelvuldige aan guldens te laten braken wel voor mij bedoeld omdat ze natuurlijk niet kon vertellen wat zich daar echt afspeelde. "Er moet een kwartje bij je vallen", ofwel, "open je ogen". Bij deze.
Bronnen:
Tomas Ross met Fred Zuiderwijk in: "James Bond in Den Haag";https://youtube.com/watch?v=YEqIqIoFZko
In 1994 verscheen: "Duister Den Haag", 34 spionage locaties;
Over Aleid van Poelgeest: Historiek.net
http://www.historiek.net/aleid-van-poelgeest-ca-1370-1392/3568
In: geschiedenis van Den Haag: de mensen
http://www.anamaa.home.xs4all.nl/ges/personen/aleid-van-poelgeest.htm
Over de gebroeders De Witt - Johan en Cornelis de Witt:
https://www.gevangenpoort.nl/gebroeders/de-witt
*Noot: momenteel bevindt zich op Plaats nr. 11 Brasserie/restaurant Jamey Bennett, vernoemd naar Leslie James Bennett, (1920-2003), spion van de Britse geheime dienst, die ook weer werd beschuldigd van contraspionage. (bron: Wikipedia)
! In mei begint: De gebedsgenezeres in Duinoord - kookster op stand
Een advertentie in de plaatselijke krant waarin op een particulier adres gevraagd werd om een kookster in de vroege avonduren, leek voor mij te zijn opgesteld....
Deel 6 - James Bond in Den Haag
! In mei begint: De gebedsgenezeres in Duinoord - kookster op stand
Een advertentie in de plaatselijke krant waarin op een particulier adres gevraagd werd om een kookster in de vroege avonduren, leek voor mij te zijn opgesteld....
Wekelijks werd ik uitbetaald in de Kabouterbar. De eigenaar of "baas"- van wie ik mij nauwelijks de contouren kan herinneren - hij was een wat afstandelijke man van weinig woorden - ging mij voor op een binnentrap die leidde naar een groot, donkerbruin kantoor. Hier was al iets meer te proeven van de mistige sfeer van het hele bedrijf. Er lag een donker tapijt en ook meen ik mij iets te herinneren aan gecapitonneerds, ofwel zachte muurbedekking. Achterin de ruimte opende hij met een sleutel een zwart, gietijzeren hekwerk en pakte uit een kluis een geldkist. De enveloppe met twee biljetten van vijfentwintig gulden lag klaar.
Ik kon het niet goed duiden, maar er hing daar iets wat mij lacherig maakte en tegelijkertijd imponeerde
De handeling zal wekelijks nog geen kwartier in beslag genomen hebben, en toch staat mij bij dat ik er tegenop zag vanwege het onvermijdelijke contact met de eigenaar van de Kabouterbar en met de licht verontrustende sfeer waarin het kantoor was gehuld. Ik kon het niet goed duiden, maar er hing daar iets wat mij lacherig maakte en tegelijkertijd imponeerde. Pas toen ik decennia later te weten kwam dat de bar op De Plaats in de jaren 1950 en '60 tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog ook een ontmoetingsplaats was voor spionnen van de BVD of zelfs van de KGB, viel het spreekwoordelijke kwartje van tante Nel bij de fruitautomaat.
Met een in schemerlicht gehulde bar aan de voorzijde en een aan de achterzijde waar vandaan je ongezien weer kon vertrekken, met ook nog een deur die via een binnentrap toegang gaf naar vertrekken boven de bar, was de plek ideaal voor gesprekken en ontmoetingen die niet iedereen aangingen...
In 2013 deed de bekende thrillerauteur Tomas Ross - pseudoniem van Willem Pieter Hogendoorn - in een serie voor radio/tv West, een boekje open over de spionageactiviteiten in - en rond de Kabouterbar...Het leverde smakelijke, inzichtelijke afleveringen op met als titel "James Bond in Den Haag". Later meer...
(wordt vervolgd)
Deel 5 - een plekje naast de gokkast
Liep je vanuit de bar aan de voorkant door naar achteren, dan moest je onder een stenen boogje door. Ter rechterzijde van een kleine hal stond een fruitautomaat. Er was een toilet en naast de gokkast zat tante Nel, die toezicht hield. Als ik niet veel te doen had, ging ik naast haar zitten...
Mevrouw Nel, die door alle medewerkers 'tante' werd genoemd, was een steun en toeverlaat voor alle verdoolden onderweg naar het toilet en voor degenen die hengelend aan de gokkast met hun laatste geld een gooi deden naar het geluk. Er zal een tafeltje hebben gestaan met een bordje voor kwartjes van de toiletgangers. Ze zal begin veertig zijn geweest en was een mollige, blonde Haagse volksvrouw met een scherpe blik. Want tussen alle bedrijvigheid door hield ze al ik weet niet hoeveel jaren op haar plek bij het toilet de gokkast in de gaten.
Verliet iemand na de nodige inworp van munten zonder ook maar een keer te kunnen incasseren de gokkast, stond ze schijnbaar verveeld op, liep naar de automaat, deed er een, of twee kwartjes in en gaf daarna een ferme ruk aan de speelhendel. In een wildemandans begonnen de verticale draaischijven met fruitafbeeldingen te rollen, om na een minuut of drie tergend langzaam tot stilstand te komen bij drie, of vier gelijksoortige fruitafbeeldingen. Brakend buitelden de munten naar buiten. Maar ook dit leek haar niet te verrassen. Ze graaide de munten uit de opvangbak en slofte terug naar haar plek.
Er zat dus systeem in!
Pas toen ik decennia later te weten kwam dat de bar op De Plaats op het hoogtepunt van de Koude Oorlog ook een ontmoetingsplaats was voor spionnen van de BVD of zelfs van de KGB, viel het spreekwoordelijke kwartje van tante Nel bij de fruitautomaat
(wordt vervolgd)
Deel 4 - De Kabouterbar op nummer 11
De naamgeving is van onduidelijke herkomst. Waarschijnlijk ontleende men de naam vrij fantasieloos aan de aanwezigheid van niet één, maar twee kleinere bars. In ieder geval had de Kabouterbar die zich halverwege de jaren 1950 tot omstreeks eind jaren 1980 vestigde op De Plaats weinig tot niets van doen met de protestgeneratie en de 'Kabouterbeweging' in de jaren 1960. Integendeel, zullen we later zien.
Bij het zien van de advertentie van de 'Kabouterbar' in een plaatselijke krant of huis-aan-huisblad waarin gevraagd werd naar een keukenhulp voor vier uurtjes per avond zal ik gedacht hebben dat het een leuke en gemakkelijke manier was om wat extra's bij te verdienen. Ik was negentien in 1972 en wat losgeslagen. Opgegroeid in een behoudend, naoorlogs burgerlijk milieu waarin de komst van televisie zo lang mogelijk was uitgesteld, leefde ik toen ik uit huis ging vrijwel permanent tegen een grens aan. Roken, drinken, uitgaan in cafés en disco's soms tot het ochtendgloren, nieuwe mensen die ik leerde kennen met een simpele opvatting over normen en waarden; dit alles kostte natuurlijk geld.
De sollicitatieprocedure herinner ik mij niet meer. Ik zal hebben opgebeld. Het was de bedoeling dat ik af en toe bitterballen in het vet liet glijden en porties kaas sneed als daarom werd gevraagd. Er was een warmhoud bak met stroperige pindasaus voor saté. Via een intercom was er verbinding met de twee bars.
Veel beelden uit die tijd zijn vaag. Soms kan ik een atmosfeer oproepen, een enkele keer het gevoel dat daarbij hoorde. Van de Kabouterbar staat mij bij dat de zaak altijd in schemerig licht was gehuld, tegen de achtergrond van een donkerbruine lambrisering. Het was er zelden druk. Als je vanaf De Plaats nr. 11 naar binnen stapte, was er ter rechterzijde een bar. De ruimte was niet al te groot. Meestal zaten er in de late namiddag twee, of drie gasten op de hoge barkrukken. Voor beroepsalcoholisten was het een veilige plek, waar zonder dat er veel gepraat hoefde te worden, of veel van je werd verlangd aan decorum, je glas werd bijgevuld.
Zonder twijfel was het een plek waar een geheim rendez vous plaats kon vinden; een hoge ambtenaar met zijn secretaresse, een getrouwde vrouw met haar minnaar...
Liep men naar achteren waar zich een tweede bar bevond, dan was er nauwelijks gevaar voor een onverhoedse confrontatie met bekenden. Zonder twijfel was het een plek waar een geheim rendez vous plaats kon vinden; een hoge ambtenaar met zijn secretaresse, een getrouwde vrouw met haar minnaar... Veel later kwam ik erachter dat de Kabouterbar ook werd gebruikt door spionnen van de toenmalige BVD - de Binnenlandse Veiligheidsdienst - en de KGB - de Russische evenknie ervan. Later meer hierover.
Er werden crooners gedraaid die indertijd bij burgerlijk Nederland in de smaak vielen: Frank Sinatra, Charles Aznavour en Shirley Bassey. Als van haar tegen middernacht 'I did it my way' door de speakers schalde en ik een glimp opving van de uitgebluste figuren binnen de setting van de Kabouterbar terwijl ik een portie bitterballen uitserveerde, wist ik weer dat ik beter mijn best moest doen in het leven.
(wordt vervolgd)
Deel 3 Vincent van Gogh op De Plaats
Het filiaal op Plaats nr. 14 ging de geschiedenis in als werkplek van Vincent van Gogh, die er vanaf 30 juli 1869 tot 10 mei 1873 jongste bediende was.
Goupil op De Plaats - vele toonaangevende kunstschilders in die tijd hadden hier een vast contract lopen, wat hen verzekerde van een inkomen. Isaac Israels, Jacob Maris, Tholen, zijn enkele namen
In de negentiende eeuw veroverde De Plaats de status van een mondain plein met winkels voor de gegoede burgerij. De gerenommeerde kunsthandel en galerie Goupil & Cie met filialen in Parijs, Londen, Berlijn en New York, opende in 1861 een filiaal op De Plaats. Het was de periode van de opkomst van het Haagse impressionisme, verenigd in de zogenoemde "Haagse School" in navolging van de "School van Barbizon" in Parijs. Galeries vervulden een voortrekkersrol en het kunstleven bloeide in het Haagse. Goupil opende op nummer 14, later verhuisde de zaak naar nummer 20. In zijn vrije tijd struinde Van Gogh soms samen met Breitner door sloppen, stegen en door de duinen bij Den Haag op zoek naar onderwerpen. Tot 1917 bleef Goupil een toonaangevende galerie in Den Haag. Vermoedelijk door terugvallende verkoop in die jaren gedurende de Eerste Wereldoorlog werd het filiaal opgeheven.
(wordt vervolgd)
Deel 4: De kabouterbar op nummer 11
Deel 2 Aleid van Poelgeest
Bloedige opstanden braken uit tussen de stedelijke adel met als geuzennaam de 'Kabeljauwen' en de plattelandsadel, de 'Hoeken', waarbij het ging om machtsposities
Als er echter op De Plaats in Den Haag nog één geest dwaalt in de nacht, is het die van Aleid van Poelgeest, (ca 1370-1392). Hoewel uit bronnen het meest waarschijnlijke scenario is dat Aleid in de nacht van 22 september 1392 op De Plaats met messteken om het leven is gebracht - dit samen met de meesterknecht van haar minnaar graaf Albrecht van Beieren - staat de precieze locatie niet volledig vast. In het licht van de overgeleverde verhalen omtrent de aanloop er naartoe is het in ieder geval plausibel dat ze ofwel op De Plaats werd opgewacht door zogenoemde "Hoekse strijders" - een soort burgermilitie - ofwel in de directe omgeving van het Buitenhof aan de andere zijde, waar ze woonde in een van de laat middeleeuwse stadspaleizen; een onderkomen op status.
Plattegrond 1570 met rechts het Binnenhof - nr. 42 - locatie Gevangenpoort - 32 De Plaats met het Groene Zoodje locatie 33
Aleid, vrouwe van Poelgeest, behoorde door haar geboorte tot de lagere landadel. Ze was nog een jong meisje toen de veel oudere weduwnaar graaf Albrecht van Beieren, (1336-1404) zijn oog op haar liet vallen. Als graaf van Holland, Henegouwen en Zeeland, met ook nog titels in Duitsland, was hij een van de machtigste mannen in de regering van Zuid-Holland. Een relatie met hem was daardoor voordelig voor de status van de hele familie. Aleid verkreeg van hem persoonlijke toegang tot een vertrek in het Binnenhof. Achter de schermen vergaarde ze als maîtresse van een van de machtigste mannen in Holland veel invloed, wat niet iedereen zal zijn welgevallen.
Bloedige opstanden braken uit tussen de stedelijke adel met als geuzennaam de 'Kabeljauwen' en de plattelandsadel, de 'Hoeken', waarbij het ging om machtsposities. Toen de tweeëntwintigjarige Aleid op 22 september 1392 in de avond met haar begeleider vanuit het Binnenhof of vanaf de Lange Vijverberg in de richting van haar woning wandelde, werden ze aangevallen en om het leven gebracht. Zeshonderd jaar later in 1992, werd er op De Plaats een gedenksteen onthuld.
(Wordt vervolgd)
Volgende aflevering: Vincent van Gogh op De Plaats
Deel 1 - Het Groene zoodje
De Plaats in het stadscentrum van Den Haag, waarvandaan je zicht hebt op de Hofvijver en de Vijverberg, met ter rechterzijde de contouren van het Binnenhof, herbergt vele geheimen. Met een beetje fantasie kan men daar in nachtelijke uren geestverschijningen waarnemen; spoken uit het verleden die geen rust vonden omdat ze in menselijke gedaante op een onnatuurlijke, soms gruwelijke wijze zijn gestorven. Het is hier dat voor mij persoonlijke lijntjes samenkomen, waardoor mijn herinneringen uit begin jaren 1970 aan twee, in schemerlicht gehulde bars in de 'Kabouterbar' vertrekpunt kunnen zijn van de hiernavolgende geschiedenis.
Op dit illustere plein probeerden schoonheid en mondaine luxe voet aan de grond te krijgen op een fundament van moord en volksgerichten
Wie tegenwoordig neerstrijkt op een van de terrassen van de café-restaurants op De Plaats teneinde van koffie, thee of een wijntje bij de lunch te genieten, zal nauwelijks nog denken aan de executies die hier in vroeger tijden werden voltrokken. Vooraan op De Plaats aan de Kneuterdijk en de Hofweg, met ter rechterzijde de poort naar de historische Gevangenpoort, bevond zich het zogenoemde "Groene zoodje", een plaats met een schavot. Vanaf de veertiende tot de achttiende eeuw werden ter dood veroordeelde gevangenen meestal al in verminkte toestand uit de gevangenpoort naar de executieplaats gesleurd, waar onder gejoel van een menigte het vonnis werd voltrokken. De meesten werden onthoofd en ook vonden er zware lijfstraffen plaats. Er lagen plaggen of graszoden teneinde het bloed weg te laten vloeien. Als het vonnis was voltrokken werd er nog met zand gestrooid.
Met een beetje fantasie kan men in nachtelijke uren op De Plaats geestverschijningen waarnemen; spoken uit het verleden die geen rust vonden omdat ze in menselijke gedaante op een onnatuurlijke, soms gruwelijke wijze zijn gestorven
Waar eens gruwelijke executies plaatsvonden staat sinds 1918 een standbeeld van Johan de Witt, (1625-1672), die in de periode van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als raadspensionaris de hoogste functie in de samengestelde regering vervulde; vergelijkbaar in de huidige tijd met een minister-president, maar dan zonder koningshuis. Zijn broer Cornelis, (1623-1672), vergaarde minstens zoveel staatsmacht. In een uiterst instabiele periode doordat Frankrijk en Engeland een (handels)oorlog ontketenden tegen de Nederlanden, werd door Orangisten prins Willem IIIe als hoogste leider op het schild gehesen. Johan de Witt en zijn volgelingen wilden echter vasthouden aan de Republiek, hetgeen vooral De Witt zwaar werd aangerekend.
Binnen de oplopende spanningen werd Cornelis de Witt beschuldigd van hoogverraad en in de gevangenis gesmeten. Hij zou een plan hebben beraamd om de wettige troonpretendent Willem IIIe te laten vermoorden. Terwijl Johan zijn broer in de gevangenpoort bezocht, trok een woedende menigte op. Cornelis werd naar het zoodje gesleurd en Johan werd daarbij ook niet gespaard. Allebei werden ze op De Plaats gelyncht door een volksgericht. Hun verminkte lijken werden aan hun voeten aan een schandpaal gehangen. Het liep op De Plaats dus gruwelijk af met de eens zo machtige gebroeders De Witt.
Als er echter één geest nog dwaalt in de nacht, is het die van Aleid van Poelgeest....
Wordt vervolgd
Bronnen: www.gevangenpoort.nl/gebroeders/de-witt
Standbeeld van Johan de Witt op het vroegere 'Groene Zoodje' - hij kijkt majesteitelijk uit op de Vijverberg, het torentje en het Binnenhof - foto: MdB